CAMUS, SCHRIJVER VAN EEN TIJDSGEWRICHT

Door Jan de Jongh

Inleiding

Camus heeft geen school gemaakt, geen navolgers. Er is bij mijn weten geen Camus-werkgezelschap. Camus hoorde bij de jaren zestig, maar het blijkt dat Camus weer actueel zou kunnen zijn in ons tijdsgewricht. Achterhuis' Utopieboek is sterk door Camus beïnvloed! Er komt een nieuwe uitgave van verzameld werk bij Gallimard, waarin allerlei niet uitgegeven materiaal zit. Eindelijk wil Cathérine dat nu vrijgeven. En een beetje boekhandel in Frankrijk heeft Camus op de plank.

De drieslag in de aankondiging, die ik aan een schema van Camus zelf in één van zijn Carnets ontleende, moet je niet al te absoluut nemen, alsof je hem zo zou kunnen 'plaatsen'. Hij past ook niet in een duidelijk hokje: existentialist, moralist, absurdist, atheïst enz. Je ontsnapt dan aan de uitdaging die van deze 'vreemdeling' ook in onze tijd blijft uitgaan. Zijn denken is te complex. Alle drie thema's lopen van meet af aan door zijn werk heen.

Zijn eerste boek (L'Envers et l'endroit - Keer en tegenkeer) noemt Camus zelf een 'source unique', omdat daar alle thema's waaromheen hij telkens cirkelde reeds aanwezig zijn. Hoewel er wel een zekere verschil is tussen zijn 'absurde periode', waarin hij in feite zijn ontologie ontwikkelt (een afrekening met overgeleverde waarden m.n. het christendom) en het werk rond en na Opstand, wanneer hij een ethiek ontwikkelt die uitgaat van eenvoudige waarden en deugden.

Intellectuele biografie?

Trouwens een intellectuele biografie is volgens een warrig artikel van de nationale Trouw-filosoof over Safransky's Nietzsche blijkbaar onzin. Grenier schreef indertijd onder die titel over Camus een boek, dat niet meer is geworden dan een chronologische overzicht van zijn werk tegen de achtergrond van de context, een biografie in het kader van de politieke en culturele situatie. Meer kan ook niet, hij blijft een 'vreemdeling'.

 

1. BIOGRAFIE EN OPMERKINGEN

Geboren 7-11-13 op een wijngoed bij Mondovi, Lucien C. was daar te werk gesteld door een grote handelaar in wijn.

Voorouders: komen van vaderszijde (Lucien) uit de buurt van Bordeaux (en niet volgens de mythologie van de pied noir uit de Alsace), ze behoren tot de eerste kolonisten in Algerije; van moederszijde (Cathérine Les Sintès) kwamen de voorouders van het eiland Menorca (Balearen).

Zij behoorden tot de zeer armen. Beiden analfabeet.

1913 Lucien wordt bij de Marne gewond (scherf in het hoofd > blind) en sterft een kleine week later op 11 oktober in een noodhospitaal in Saint-Brieuc. In 1947 bezoekt Camus het graf (zie: Le Premier Homme).

De weduwe trekt met haar twee kinderen in bij haar moeder in de volkswijk Belcourt in Algiers: drie kamers zonder stromend water en electriciteit - behalve grootmoeder, Cathérine met haar kinderen, leefden daar ook nog twee broers van Cathérine en enige tijd een nicht.

Aan de onderwijzer Louis Germain is te danken dat (tegen de zin van de grootmoeder, die vond dat Albert zo spoedig mogelijk zijn eigen kost moest verdienen) Camus via een beurs naar het Lycée kon.

 

Long-tuberculose

1930 (filosofie-college) - eerste verschijnselen van longTBC - bloedspuwen. Daar houdt hij zijn leven lang last van en het zal zijn filosofie beïnvloeden:

'Ieder willekeurig mens kan op iedere willekeurige straathoek worden overvallen door het besef dat het bestaan absurd is', stelt Camus in Le Mythe de Sisyphe.

Verrips: Het indringende voorbeeld van zo'n willekeurig mens moet voor hem de lyceumleerling Albert Camus geweest zijn en de willekeurige straathoek de plaats waar hijzelf op een najaarsochtend in 1930 naar de overvolle tram sprintte, tijdens spitsuren vaak met trosjes passagiers op de treeplanken, waarin kantoormensen, arbeiders en scholieren naar het centrum van Algiers gingen. In zijn gretige race naar de al op gang komende wagens kon hij in hevige ademnood plotseling geen stap meer zetten en tijdens de hoestbui die er op volgde spuwde hij bloed in zijn zakdoek (16).

Hij ervoer zijn naderende dood in die tijd als onzinnig, absurd. Het leven liefhebben en zonder reden zich er uit te moeten terugtrekken: dat is het Absurde.

 

Augustinus en La Pensée du Midi

Al in zijn scriptie/dissertatie aan het eind van de Études Supérieures zijn de kernthema's uit zijn leven aanwezig.

De dissertatie gaat over een vergelijking tussen Plotinus (het Griekse denken) en Augustinus (het christelijk denken): christelijke metafysica en neoplatonisme. In het christendom werden de zin van het leven en het lot van de mens bepaald door één ondoorgrondelijke God - bij de Grieken zijn er een hele club elkaar soms voor de voeten lopende goden en gaat het uiteindelijk om de vraag of de mens zijn noodlot durft tarten.

Dit proefschrift is overigens weinig revolutionair. Todd behandelt het onder de titel 'Augustinus zonder Marx'.

Later wordt voor hem het Griekse denken, La Pensée du Midi, het symbool van een wereldbeschouwing, waarin de mens zichzelf aanvaardt zonder op een bovenwereldse hulp te rekenen. Daartegenover staat het christelijk religieuze denken, La Pensée du Nord. Vrijheid tegenover de autoritaire Duits-christelijke denkwijze.

 

De moeder

De band met de waarschijnlijk zwak begaafde moeder, die na haar werk in de fabriek woordeloos bij het venster zat, zich niet verzette tegen de terreur van de grootmoeder over haar kinderen (zag je op haar gezicht liefde of mededogen?) heeft grote invloed op hem gehad), zoals o.a. blijkt uit:

- de opdracht in het ontwerp van le Premier Homme: 'voor jou die dit boek nooit zult kunnen lezen'. En de beschrijving van het huiselijk leven.

- De aantekening van zijn vriend Grenier: In zijn essays en boeken ontdek je een intieme emotie, waarvan de bron is 'l'admirable silence d'une mère et l'effort (poging) d'un homme pour retrouver une justice ou un amour qui équilibre ce silence'.

- De interruptie bij de uitreiking van de Nobelprijs: 'Wanneer ik moet kiezen tussen rechtvaardigheid en het opkomen voor mijn moeder, kies ik voor mijn moeder'.

 

Paradoxaliteit van het leven

Centrale perspectief van het denken van Camus is de ambiguité, het paradoxale karakter van het bestaan. Vandaaruit krijgen begrippen als absurditeit en révolte, maar ook - met de titel van zijn laatste verhalenbundel - 'ballingschap en koninkrijk' hun betekenis.

De menselijke realiteit is die tussen liefde en haat, licht en donker, hoop en absurditeit, ballingschap en koninkrijk. Ballingschap is het symbool van de gevangen mens, zonder uitweg en zonder ontsnapping naar de vrijheid 'bij de zee'.  

Sartre

Camus en Sartre zijn min of meer bevriend geweest. Camus wordt vaak in één adem met Sartre onder de Franse existentialisten gerekend. Maar zelf wilde hij dat niet.

De FBI pluist (toen Camus in VS was) een artikel van Hannah Arendt over het Franse existentialisme uit. In het rapport van de agent staat o.a.: Sartre en Camus hebben toen ze daartoe werden uitgenodigd geen verzoek voor het Legioen van Eer willen indienen. De FBI-er leert dat 'een inktpot altijd een inktpot is. De mens valt samen met zijn daden... met zijn bestaan. Camus - zo schrijft de agent - wenst niet als existentialist aangeduid te worden, omdat voor hem 'de absurditeit noch in de wereld als zodanig, noch in de mens op zichzelf bestaat, maar omdat wereld en mens met elkaar in verband worden gebracht. Albert Camus heeft ook geweigerd zich kandidaat te stellen voor de Académie Française: 'het leven en of de dood van de A.F. komt me als iets futiels voor...' De FBI is door deze analyse bijna gerustgesteld.

Camus' levensvisie en politieke denken komt helder uit in het geschil met Sartre en de Beauvoir, met name na het verschijnen van L'Homme Révolté (zie onder).

Anders dan Sartre is hij sterk met zijn land, de natuur en historie verbonden, vooral met zijn geboorteland Algerije.

Noces met name de titeltekst (Noces A Tipasa) is één extatische ervaring, een bruiloft met de zon en de alsemplanten, de warme zee en de rotsen. 'Op sommige uren ziet het land zwart van de zon'. 'Ik houd hartstochtelijk van dit leven... het maakt mij trots mens te zijn... de zon, de zee, mijn onstuimige hart, mijn lichaam dat naar zout smaakt en de onmetelijke schoonheid... Hier kan ik volledig mijzelf zijn.'

 

De moraal

Grofweg zou je kunnen zeggen dat bij Sartre de toekomst en de politiek dominant is en bij Camus het heden, de menselijkheid en de moraal. Hij zoekt een moraal, waarmee men trouw blijft aan de schoonheid èn aan de verdrukten... (L'Été). "Ne pas responsable du mal, soigner (verzorgen), comprendre (verstaan) telle est le morale."

 

Als journalist in Algerije stelt hij voor de tweede wereldoorlog de mensonterende situatie van de Algerijnse gastarbeiders in Frankrijk aan de kaak en komt op voor politieke gevangenen in Algerije. Vanaf 1932 publiceert hij kritisch in het tijdschrift Sud en begint hij met (politiek) toneel in Algerije. Zijn eerste toneelstuk houdt zich met het arbeidersprotest bezig: Révolte dans les Asturies (1936).

Ook het verzet gaan bij hem moraal en politiek samen, het bepaalt de toon en de keuzen van het blad Le Combat.

 

Het Plan

Camus maakt in de dagboeken in 1947 een soort schrijversplan. Grenier laat zien dat hij dat in grote lijnen - en in continuïteit! - gevolgd heeft. Door zijn vroege dood kwam hij slechts tot het begin van de derde serie.

Hier is het plan, telkens rond een Griekse mythe:

 

1. SISYPHUS = Het absurde

L'Etranger - Le Mythe de Sisyphe - Caligula - Le Malentendu.

2. PROMETHEUS = De opstand

La Pest et annexes - L'Homme Révolté - Kaliayev (werd: Les Justes).

3. NEMESIS = Het maathouden

Al in L'Homme Révolté, maar vooral in L'Exil d' Hélène in L'Éte.

 

Bij dit schema een opmerking in de marge:

Hannah Arendt maakt in haar Vita activa onderscheidt tussen drie wijzen van menselijke activiteit:

arbeiden werken handelen

Volgens de analyse van Arendt wordt in onze maatschappij steeds minder gewerkt en steeds meer gearbeid.

In de eerste twee is een duidelijke parallel met Camus:

Arbeid is overleven, cyclisch. Voorbeeld: Sisyphus. Dat levert geluk van de arbeid op. De beroemde slotzin: Il faut imaginer Sisyphe heureux.

Werken is iets maken dat blijvend, duurzaam is. Lineair. Voorbeeld: Prometheus. Levert op: trots.

 

  1. HET ABSURDE - Sisyphus

Absurd - betekenis

absurdus (negatie van susurrus = gefluister, gegons)

absonus, in muziek: vals, dissonantie > ongerijmd, onzinnig.

Iets ervaren dat kortsluiting maakt met het eigen gevoel van zin en heelheid.

Actualiteit

In het moderne denken en vooral in de (toneel)literatuur en kunst na 1945 spelen de motieven van Kierkegaard - angst en absurditeit - weer een grote rol, maar nu losgemaakt van K's religieuze existentie. De wereld en het menselijk leven zijn absurd, ongerijmd, innerlijk tegenstrijdig.

Is de werkelijkheid intrinsiek zinvol of zinloos? Als je zo vraagt, dat wil zeggen metafysisch 'zin' van 'zijn' afleidt, mis je de dramatiek van het leven. Dan komt het moment van het absurde niet ter sprake.

Camus: 'Het absurde ontstaat uit de confrontatie van de zoekende mens die vraagt en de wereld die op een onredelijke wijze zwijgt'.

Het leven is absurd, omdat 'het zonder absolute transcendente zin geleefd moet worden'. Het leven is menselijk en relatief, er bestaat nergens een absolute garantie die de betrekkelijkheid ervan opheft. Dat humane leven nu wordt absurd als de mens meer wil dan zijn relativiteit en zijn leven op een absoluut fundament wil bouwen.

Ik denk dat het verschil met Sartre is, dat voor Sartre de wereld niet absurd is. Het absurde ontstaat door de confrontatie van ons ontwerp en de niet door ons ontworpen wereld. Bij S. is het absurde dat we niet aanvaarden dat we alleen een klein deel van ons leven kunnen plannen.

Voor Camus is het leven ontologisch absurd.

Die absurditeit van het leven werkt hij eerst uit in de vorm van een roman. Intussen was hij ook al jaren bezig met Sisyphus.

 

L'ÉTRANGER

Deze roman is een belangrijke sleutel tot het wereldbeeld en mensbeeld van Camus.

Hij begint met de onvergetelijke korte zinnen:

Vandaag is moeder gestorven. Of misschien gisteren, ik weet het niet. Ik ontving een telegram uit het gesticht: 'Moeder overleden. Morgen begrafenis. Met leedwezen'. Daar was niets uit op te maken. Misschien was het gisteren.

Die korte zinnen, als van een boek voor beginnende lezers, roepen een wereld op zonder samenhang.

Meursault leeft in deze absurde wereld welhaast gedachteloos, reageert op de prikkels van het moment. Hij vindt toevallig een vriendin. Hij komt er door een samenloop van omstandigheden toe toevallig lopend langs het strand iemand te doden. Waarom? Is het het verblindende licht van de Algerijnse zon en de hitte van het zand? Hij weet het niet.

In het proces is hij alleen maar waarnemer van zichzelf. Maar een getuige (Céleste) zal tijdens de rechtszaak zeggen, dat Meursault était un homme, hij was een mens (en niet zoals de vertaling heeft 'kerel').

'Homme' heeft voor Camus steeds wezenlijk de betekenis van 'mens'. De vertaling van de titel Le premier homme met De eerste man lijkt me daarom aanvechtbaar. Op de waardeschaal van Camus is een mens hoger dan een heilige. Tarrou wil een heilige zijn. Rieux probeert een mens te zijn. Daarop zegt Tarrou dat hij bescheidener is.

'C'est un homme' is een Algerijnse uitdrukking om een positief ethisch oordeel over iemand uit te spreken. Het ideaal van Camus' socialisme is dan ook een 'nation d'hommes'.

In Meursault brengt Camus de geest van ons tijdsgewricht tot uitdrukking (één van de motieven voor de verlening van de Nobelprijs). In Meursault herken je vandaag de moderne mens die zappend door het leven moet gaan vanwege al die prikkels die dwingen 'oppervlakkig' te zijn. Deze mens leeft in de relativiteit, zonder absoluutheid. Hij is de moderne mens die het eeuwigheidsverlangen van het christendom en de romantiek niet meer schijnt te kennen en aanvaardt dat het menselijk leven eindig is.

De ondertitel van L'Étranger was oorspronkelijk: 'een mens als iedereen'. Dat roept Meursault de advocaat ook na, wanneer hij niet wil zeggen dat hij overstelpt was van verdriet bij de begrafenis van zijn moeder (hij was versuft van de hitte en doodmoe). Hij is echter een 'vreemdeling' omdat hij niet als de anderen de realiteit van het absurde leven zonder God wil verbergen in mooie woorden over iets bovenmenselijks en een metafysisch houvast.

Hij beweert zonder meer voor de rechter niet in god te geloven. Hij is daarmee een vadermoordenaar. Daarmee is hij als Jezus (de grootinquisiteur) en Socrates een bedreiging voor de heersende ideologie.

In de dodencel denkt Meursault na over zijn verantwoordelijkheid. Dan worden de zinnen ook langer. De aalmoezenier spreekt over zonde (een begrip dat een metafysica veronderstelt), M. over schuld. Hij wijst de belofte van de hemel die de aalmoezenier hem aanbiedt van de hand.

Het is tekenend dat de recensies op dit slot van de roman, waar de boodschap in zit, niet ingaan.

Omdat ze zo prachtig de aanvaarding van de absurditeit verbeelden, lees ik nog een paar lange zinnen van het slot. Na een herinnering aan zijn moeder volgt dan:

...zo gaf ik mij tegenover deze nacht vol tekens en sterren voor het eerst over aan de tedere onverschilligheid van de wereld. Het gevoel dat zij zo gelijk was aan mij, mij zo verwant, deed mij beseffen dat ik gelukkig was geweest en dat ik het nog altijd was.

  (De vertaler heeft dan: Om alles volmaakt te doen zijn,..., maar er staat: Pour que ci soit consommé... = opdat alles volbracht zal zijn... Dezelfde uitdrukking staat ook aan het slot van La Chute en in La Peste.... En verder zal Caligula doorgaan - als een soort messias - 'jusqu'à la consommation' en 'jusqu'au bout'.)

Opdat alles volbracht zal zijn, om mij minder alleen te voelen, bleef mij nog slechts over te wensen dat er veel toeschouwers zouden zijn op de dag van mijn terechtstelling en dat zij mij met kreten van haat zouden begroeten".

LE MYTHE DE SISYPHE Ondertitel: Een essay over het absurde.

  De eerste zin is bekend:

'De filosofie kent maar één werkelijk serieus probleem: de zelfmoord. Het oordeel of het leven waard is geleefd te worden, houdt het antwoord in op de belangrijkste vraag die de filosofie zich stelt'.

In Sisyphe wijst Camus de tradionele metafysische antwoorden over oorsprong, zin en doel van het bestaan af.

Het absurde speelt op twee niveaus:

- Metafysisch

en - Epistemologisch

Metafysisch - het zijn is absurd.

Wij verlangen naar eenheid en waarheid, maar de wereld is onkenbaar. De zwijgende wereld en de vragende mens: twee polen! Er is geen antwoord op de zinvraag.

Leidt het feit dat de wereld geen zin heeft tot de conclusie dat het niet de moeite waard is te leven? Juist het tegendeel!

Ondanks de evidente zinloosheid de aarde trouw blijven en vanwege die trouw solidariteit en gerechtigheid praktiseren, dát is de opstand tegen de absurditeit. Daarom is zijn levensliefde voor het leven geen 'billige' liefde.

Dat is geen logische conclusie of besluit maar een emotionele!

De sprong

Hij verwijt het existentialisme dat ze de spanning opheft. Kierkegaard maakt de 'sprong' van de overgave in het geloof. Ook Jaspers springt in de transcendentie.

Het transcendentie wordt geponeerd als antwoord en daarmee wordt de gebrokenheid en verscheurdheid van het bestaan ontkend in een absolute zin. Hij wil als agnosticus niet de sprong in de mystiek maken.

Maar ook Camus maakt de facto een (geloofs) sprong (tegen de zelfmoord): Leven willen in het aangezicht van het absurde. De opstand tegen het absurde door de intense liefde tot leven. Vivere quia absurdum (om Tertullianus te variëren).

Camus gaat verder dan Tillich (Moed om te leven) en geniet van zijn beperkte bestaan met een hartstochtelijke levensliefde: "het is goed om te leven en te sterven". Hij draait de vraagstelling om: Het leven kan des te beter geleefd worden omdat het geen zin heeft. Men moet het absolute niet meer zoeken. Bij Meursault, het prototype van de moderne mens, komen deze vragen zelfs niet meer op 

Citaat: 'Wanneer de mensen niet altijd bereiken kunnen dat de geschiedenis een zin heeft, dan kunnen ze tenslotte hun handelen toch zo bepalen dat tenminste hun eigen leven een zin heeft.'

Epistemologisch

De eigen levenservaring en achteraf is ook zijn dood een soort bewijs/ervaring van de absurditeit van het leven.

Hij stierf door een auto-ongeluk op reis van zijn huis in de Provence (Lourmarin) naar Parijs. In zijn bagage vond men het treinkaartje dat hij niet gebruikte omdat hij met zijn uitgever Gallimard kon meerijden.

Hij laat in verschillende verhalen (La Peste, L'Exil et le Royaume) zien dat het leven goed geleefd kan worden zonder zin. Voorbeeld figuren: Don Juan, Sisyphus enz., die hij allen van hun romantische (wereldvlucht) verschijning ontdoet.

Samenvattend citaat uit L'envers et l'endroit: "De hoogste vorm van moed bestaat nog altijd hierin, je ogen niet te sluiten voor het volle levenslicht en ook niet voor de dood."  

Ethisch

betekent het absurde: geen vlucht uit de ballingschap, zoals in de romantiek en het gnostische christendom, maar continu menselijk handelen om in confrontatie met de absurditeit een beetje menselijkheid te verwezenlijken (koninkrijk).

Geen profeet van de wanhoop

De reacties: De communistischen christelijk 'religieuzen' brandmerken Camus als defaitist en pessimist. Vanuit hun religieuze vooringenomenheid (bij christenen de gnostiek van het individuele heil voor de onsterfelijke ziel) kunnen ze Camus niet anders lezen. Zo later ook Moltmann, die vanuit zijn religieuze vooringenomenheid niet kon geloven dat Sisyphus gelukkig kan zijn. Hij leest in Camus daarom het taedium vitae in.

  Toen Camus tot zijn schrik ontdekte, dat hij in de ogen van de intellectuele jetset van St Germain een soort profeet van het absurde was geworden, schreef hij in een artikel:

Iemand denkt na over zijn leven. Hij formuleert, aarzelend, vraagt zich af hoe ver hij gaan kan - dit mag ik nog zeggen, misschien, maar is dan ook dat waar? In heel dat proces van tastend zoeken naar zin valt dan het woord 'absurd' - en onmiddellijk komen er die hem vastprikken op dat woord, het uit zijn voorzichtige context halen, en daar ligt het dan als een massief, rond begrip op tafel: Albert Camus heeft gezegd dat het leven absurd is. Maar zo eenvoudig ligt het natuurlijk niet.

  Niet hopen is niet het zelfde als wanhopen!

 

2. DE OPSTAND

In 1951 verschijnt l' Homme révolté, waarmee de sluimerende breuk met Sartre definitief wordt. Aan L'Homme Révolté gaat een ontwikkeling vooraf.

 

CALIGULA 1944

De keizer die in opstand komt tegen de eindigheid en de dood. Het absolute zoekt (de maan!) en de 'zelfmoord' (zijn wachten op de beulen) verkiest boven de beperkingen van het relatieve.

Hij komt in opstand tegen de goden door zichzelf tot god te maken, tegen de dood door anderen te doden en tegen het lot door zich er mee te vereenzelvigen.


LA PESTE 1947

- La Peste heeft verschillende lagen:

De afgeslotenheid van zijn land tijdens de oorlog.

  Strijd tegen het fascisme

                Filosofische dilemma's (de personen zijn afsplitsingen van hemzelf):

- Rieux is als arts individueel gericht, maar tegenover de pest krijgt hij met een collectieve vijand te maken (politiek). Hij moet kiezen voor de abstractie: de isolering van Oran.

- Tegenover Rieux staat Rambert de journalist. Vindt zichzelf een uniek individu en wil ontsnappen. R: Ik kan u vanuit mijn functie niet helpen. Spanning tussen medelijden en de abstractie.

  Solidariteit: Het beeld als zou de Pest oproepen b.v. tot gezamenlijke strijd tegen...                   (armoede) is bedrieglijk. Want Cotart heeft belang bij de pest. Het is een illusie dat we ons met zijn allen kunnen verzetten. Er zijn altijd mensen die van die solidariteit profiteren. Solidariteit is altijd strijd tegen concrete mensen.  

Het thema van de 'ballingschap' (oorspr. titel: De ballingen) van de mens, opgesloten tussen de muren van het onmogelijke. Camus heeft net zoals Orwell (Afscheid van Catalonië) geleden onder de onbetrouwbaarheid van de politiek die zomaar een omslag kan maken:

- In 1935 sluiten Frankrijk en Rusland een verdrag, waarin afgesproken werd, dat communistische propaganda verboden was. De Partij legde dat aan haar leden op.

- In de Spaanse burgeroorlog kregen de communisten van Stalin opdracht eerst de republikeinen en anarchisten te bestrijden en pas daarna Franco!

- Na de oorlog wilden de mensen van de Résistance uit morele overwegingen geen absolute zuivering. Maar de Franse intellectuelen hebben zich intussen na 1944 massaal meester gemaakt van het verzet. Tony Judt vertelt in Le past imperfect - over de Franse intellectuelen tussen 1944 en 1954

            In Frankrijk heeft bij hen la Résistance een bijna mythische klank. Het was een model voor de naoorlogse intellectuelen. Het trauma over de naïviteit van de vooroorlogse intellectuelen vertaalde zich in engagement na de oorlog: Dat zal ons niet meer gebeuren! Ze gaan dan het zogenaamde verzetsverleden construeren. Na de oorlog wilden zij zich aan de juiste politiek engageren. Je moest een Résistance-verleden hebben. Het zwart-wit denken (de absolute vijand) komt daar vandaan. Ze wilden de Résistance als het ware inhalen.

Camus pleegt in de ogen van de intellectuelen rond Sartre en De Beauvoir verraad door zich in de discussie over het communisme en de Stalinkampen, als noodzakelijke 'real' politiek, zich van de partij te distantiëren. In die tijd schrijft De Beauvoir de sleutelroman Les Mandarins, waarin Henri voor Camus staat. Volgens Camus echter zijn, gemeten naar de maatstaven van Neurenberg, Fransen en Russen ook oorlogsmisdadigers.

Vgl.: Orwell - evenals Camus, Brieven aan een Duitse vriend - : je kunt de ideologie pas bestrijden als je b.v. een fascistisch trekje in jezelf ontdekt. Arendt; Het kwaad van Eichmann zit in potentie bij ons allemaal. Je kunt het, wanneer je dat inziet, des te beter bestrijden.

  Sartre en Camus discussiëren dan verder via het toneel:

Sartre: Mains sales = ± film: Tussen de raderen. In de film is de revolutie geslaagd. Er is een geweldige onderdrukking nodig! De politieke realist komt er beter af dan de idealist.

In dezelfde tijd schrijft Koestler, De Yogi en de commissaris.

Camus: Les Justes (De rechtvaardigen), 1949.

Het stuk draait om het vraagstuk van de politieke moord. Kaliayev gooit bij een geplande aanslag de bom niet vanwege de Groothertogin en haar kinderen in het rijtuig. Het dilemma van mensen die allen de gerechtigheid bevechten, maar anders reageren op de politieke moord. Voor Stepan, die zowel de gerechtigheid wil, als in staat is tot moorden, heiligt echter het doel de middelen (hij zegt): 'Op de dag dat wij het besluit nemen ons niet meer druk te maken om kinderen zijn wij de heersers van deze wereld en is de revolutie een feit'.

 

L'HOMME RÉVOLTÉ - DE MENS IN OPSTAND

Prometheus is het beeld van de Europese mens. Hij bouwt tegen de goden in zijn eigen wereld. In de eeuw van de ideologieën is de vraag niet meer die naar de zelfmoord, maar naar het moorden. Is de (politieke) moord te rechtvaardigen?

In L'Homme révolté onderzoekt Camus de opstandige revolutionaire traditie van Europa. Die hij in het begin situeert in Marcion. Deze opstand verdwijnt in het christendom omdat de mens-geworden godheid antwoord geeft op de vraag van het lijden en de dood. Pas als Jezus zijn goddelijkheid verliest, krijgt de opstand een nieuwe kans. Maar dat is dan een romantische opstand, die weer uitloopt in de religie.

L'Homme révolté is één grote afrekening met de romantiek

De voorlaatste regel (ontbreekt in de vertaling) luidt:

Chacun dit à l'autre qu'il n'est pas Dieu - dan kunnen allen leven en herleven op voorwaarde dat de mens de mens wil begrijpen en de grens aanvaarden door het licht van het klare denken gesteld.

 

Maat houden

De waarde van het nee van de opstand is de solidariteit, want het nee is een impliciet ja:

"Ik ben in opstand, dus wij zijn." (vgl. Entre oui et non)  

Wat is er misgegaan in de geschiedenis? Een nee zonder ja! De opstand werd mateloos (het derde thema!).

C. legt een relatie tussen de terreur van de Jacobijnen in de Franse Revolutie met de Sovjetterreur en treft daarmee de linkse intelligentia.

  Zijn er mogelijkheden om de opstand te beteugelen? Er moeten grenzen gesteld worden.

- de morele begrenzing van politieke acties.

- Prometheus eindigt in de versie van Aischylus met de verzoening, het maathouden dus.

- De natuur en de schoonheid(bij ons pas in de jaren '70). De moderne mens leeft alleen in de geschiedenis. De Grieken erkennen de werkelijkheid van de natuur. Weer de twee denkwijzen: La pensée du Midi en la pensée du Nord.

 

Vgl: Konràd: 'Wie er een theorie op na houdt, wordt niet gehinderd door zijn geweten als hij moordt... er is gezag van denkers nodig om het groene licht te geven voor gruweldaden' (Konràd, G., Tuinfeest, Amsterdam 1989, 114,117).

Camus richt zijn peilen ook op de mythologie van het Franse onderwijs: er is een leerstoel 'Revolutie' aan de Sorbonne; revolutie = democratie; de verheerlijking op middelbare scholen van Robespiere en Saint Just.

In L'Homme révolté verzet Camus zich tegen alle religieuze en politieke absoluta. De koning en god zijn verdwenen. Er is een relatieve menselijke maatschappij ontstaan.

Hij probeert in L'Homme Révolté de romantische opstand, die altijd religieus ontspoort, te ontmaskeren. Daarom verwijten de existentialisten hem, dat hij theologie bedrijft.

  Les Temps Modernes

Sartre (hoofdredacteur) liet in Les Temps Modernes een ander (Francis Jeanson) het boek recenseren (20 pagina's!): fel, vernietigend, beledigend (een auteur is verantwoordelijk voor de goede kritieken in b.v. de rechtse Le Monde: 'Ik zou me daarover zorgen maken'). Hij kraakt ook de rest van Camus' werk af b.v. 'La Peste is een metafysische (curs. van Jeanson) roman met Rode Kruis moraal!'

 

Weerwoord

Camus schreef een weerwoord en richt dat aan Sartre (daarmee aangevend dat deze achter het artikel stond), die hij tot diens ergernis aanspreekt met: Cher Monsieur le Directeur...

"of een gedachte al of niet waar is, wordt niet vastgesteld door het feit of ze van links of van rechts komt en nog minder op grond van wat links of rechts besluiten er mee te doen." Camus  citeert in dit verband cynisch Saint Just: 'Een patriot is hij die de republiek volledig steunt, wie haar in detail bestrijdt is een verrader.'

Andere reacties

Camus krijgt ook bijval. Hannah Arendt schrijft een jaar later aan C: "Ik heb l'Homme R. gelezen en ik vond het erg goed."

Rond Camus zijn trouwens ook van rechts grote misverstanden. Zoals de onzin die Ellul over het existentialisme schrijft in Le Bluff Technologique. Hij beweert van Camus precies het omgekeerde van wat Camus zelf zegt: aanbeveling van de zelfmoord (n.a.v. Sisyphus), bevordering van het terrorisme (n.a.v. L'Homme R.)

Overigens is Camus ambivalenter in de kwestie van de Algerijnse bevrijdingsoorlog. Na korte tijd heeft hij daar veelbetekenend over gezwegen.

 

Na L'HOMME RÉVOLTÉ

In de moeilijke tijd, waarin de intellectuelen hem isoleerden, schrijft hij La Chute (over crisis van een man, die een meisje niet redde toen ze van de brug in de Seine sprong) en de verhalenbundel L'Exil et le Royaume.

In de laatste is een dominant thema dat van de trouw aan de aarde. De wereld is geen ballingsoord en ook geen koninkrijk: wij mensen kunnen er zelf een tranendal of een koninkrijk van maken. Geen vluchtweg in een utopie of andere wereld, maar hier in de gebrokenheid en de absurditeit van de ballingschap het koninkrijk vinden of maken door de menselijke solidariteit, die in La chute niet van de grond komt! en door de aanvaarding, het uithouden. 'De maan is onbereikbaar, de naaste niet altijd' (Achterhuis).  

Odysseus

Ik geloof dat Camus tot driemaal toe in verschillende context verwijst naar de mythe van Odysseus. (In L'Homme révolté is dat onbegrijpelijk in de vertaling weggevallen):

Na het Trojaanse avontuur voelde Odysseus zich een gevangene op zijn eilandje Ithaka. De liefde voor zijn vrouw Penélopé en zijn zoon, de band met zijn oude vader, ze waren hem niet voldoende. Het verlangen dreef hem naar verre einders. Op zijn zwerftochten komt hij overal. Hij doorleeft het menselijk leven met vreugde en lijden tot de bodem. Hij ziet in de onderwereld wat nog niemand zag. Tenslotte is er nog één ding te wensen: goddelijk en onsterfelijk te zijn.

De schone Calypso, dochter van Atlas, houdt hem zeven jaar bij zich en biedt hem de onsterfelijkheid en haar eeuwige liefde. Dan dwaalt zijn blik over de zee en denkt hij aan zijn kleine onvruchtbare eiland, aan zijn vrouw en zijn zoon. Hij weigert de goddelijkheid en eeuwige liefde en kiest voor het aardse vaderland met de liefde van Penélopé. Hij keert terug naar zijn eiland waar men sterft en het geluk vindt.

Jaren later komt in L'Été (p.139) hetzelfde motief terug (zie citaat onder).

De overspelige vrouw is het verhaal van Janine (dat ik ook pastoraal nogal eens gebruikte.):

Janine leeft in het 'malcomfort' van een niet slecht huwelijk met Marcel. Het is ook het 'malcomfort' van de leeftijd, waarop men de gemiste kansen begint te betreuren.

Ze gaat met Marcel mee op een zakenreis. In een Algerijnse oase beklimmen ze tegen de avond de trap, die naar het terras van het fort voert. Daar hebben ze een prachtig uitzicht over de woestijn. Dan overkomt het haar. Ze slaat een blik in de ruimte van schoonheid, het koninkrijk van de vrijheid: De wereld van de nomaden, de oneindige woestijn - die volledig tegengesteld is aan het driekamer appartement van haar huwelijk.

'Ze wist dat dit koninkrijk nooit het hare zou zijn, behalve misschien dit ene korte ogenblik, waarop ze de ogen opsloeg naar de hemel, die plotseling verstard was...

Wanneer Janine 's nachts wakker wordt zoekt ze zachtjes haar kleren bij elkaar. Met haar schoenen in de hand sluipt ze de kamer uit. Met kloppend hart luistert ze naar de rustige ademhaling van Marcel. Dan verlaat ze het hotel en slaat de weg in naar het fort. Boven stelt ze zich open voor de ruimte van de nacht. 'Ze ademde diep en vergat alles, de kou, de druk van de mensen, de waanzin en de verstarring van het bestaan... Het was of ze haar wortels terugvond...'

Als Janine in bed stapt wordt Marcel even wakker. Hij doet het licht aan en drinkt wat uit de fles mineraalwater.

Hij was juist van plan weer onder de dekens te kruipen, toen hij haar niet begrijpend aanstaarde. 'Elle pleurait, de toutes ses larmes, sans pouvoir de se retenir. C'est n'est rien, mon chéri, disait-elle, c'est n'est rien.'

3. NEMESIS: MAATHOUDEN

 Nemesis de wraakgodin - straft de mens voor de mateloosheid, hubris.

Aanzetten tot dit thema vinden we vooral in L'Homme Révolté, maar het speelt ook al een rol in Les Justes:

de rechtvaardigen (die het volk willen verlossen) hopen 'als mensen te sterven'. Dora zegt dan: 'Door het lijden der wereld op zich te nemen, kunnen zij geen mensen meer zijn.' Door hun messiasrol overschrijden ze de menselijke maat. Kaliayev kan wegens zijn messiaanse opdracht Dora niet normaal beminnen. Hij bekoopt de trots om bovenmenselijk te willen zijn met de dood, een impliciete kritiek op Jezus.

Maat houden: 'Bescheidenheid' is een kernwoord. Wij moeten niet onze 'condition humaine' willen overwinnen door zelf een god te worden (Caligula) of ontvluchten in het absolute. 'Wie voor engel wil spelen hangt meestal de beest uit' (Pascal).

Iwand Illich is sterk door hem geïnspireerd in Medical Nemesis, waarin hij de onmatigheid en bedreiging beschrijft van het medisch bedrijf.

Later werkt hij het thema expliciet uit in het essay L'exil d'Hélène (Helena in ballingschap), 1948 (gepubliceerd in: L'Été (1954).

 

Fragmenten en samenvatting van L'Éxil d'Hélène.

De Grieken vergulden hun ongeluk in de schoonheid, de tragedie. Onze tijd heeft zijn ongeluk onder hevige stuiptrekkingen gestalte gegeven in al wat lelijk is. Tweede verschil: Het Griekse denken is altijd gebaseerd geweest op de idee van de begrensdheid. Europa is op zoek naar totale waarden en loochent de schoonheid, zoals het alles loochent wat het niet verheerlijkt. Het verheerlijkt .... alleen de rede.

De Grieken hebben nooit gezegd dat de grens niet kan worden overschreden. Ze bestaat en allen die haar overschrijden worden meedogenloos gestraft. Nemesis de godin van de matigheid, niet van de wraak, waakt.

...

'Wij keren de natuur de rug toe, schamen ons voor de schoonheid. Onze onnozele tragedies verspreiden een kantoorlucht en het bloed dat ervan afdruipt heeft de kleur van vette inkt'.

...

De rivaal van Plato Hegel: alleen de moderne stad biedt de geest het terrein  waar hij zichzelf bewust kan worden. ... we zijn afgesneden van de zee, de heuvels, de avondlijke overpeinzing.

...

'Het christendom heeft als eerste de tragedie van de ziel in de plaats gesteld van la contemplation du monde'.

...

'In onze tijd spant de mens zich tot het uiterste in om het absolute en de onbegrensde macht te bereiken, hij wil de wereld veranderen voordat hij alles wat zij biedt heeft uitgeput, haar ordenen voor hij haar heeft doorgrond. ... Van Calypso mag Odysseus kiezen tussen onsterfelijkheid en zijn geboorteland. Hij kiest de aarde en met haar de dood. Zo'n eenvoudige grootheid is ons tegenwoordig vreemd.'

...

'De openlijk erkende onwetendheid (n.l. van Socrates bij zijn dood), de afwijzing van het fanatisme, de grenzen van de wereld en de mens, een bemind gezicht en tenslotte de schoonheid, daarvoor kiezen wij partij en sluiten wij ons aan bij de Grieken.'

...

De betekenis van de geschiedenis is 'gelegen in de strijd tussen schepping en onderdrukking... (men mag) op de overwinning hopen. Eens temeer zal de filosofie van het duister oplossen boven de stralende zee...

Ook ditmaal (net als in Troje) zullen de verschrikkelijke muren van de moderne stad vallen om vrij te maken 'de ziel sereen als de kalmte van de zee', de schoonheid van Helena.'

 

3. Camus en de religie

Tot nu toe was zogenaamde dialoog tussen christenen en Camus meestal niet zinvol. Van Gennep, Moltmann e.a. waren zo bevangen van hun overtuiging, dat een mens zonder God, genade of een metafysisch houvast niet volledig mens kon zijn en dat ethiek een absolute basis moet hebben - kortom: Sisyphus kán niet echt gelukkig zijn (al wist hij het zelf niet). Anderen maken van hem een soort christelijke atheïst uit de mode jaren zestig. Ook Barth smokkelt op een subtiele manier toch weer de afhankelijkheid van de mens binnen: alleen door de Openbaring kan de mens ontdekken wie hij zelf is.

Een gesprek is eigenlijk alleen mogelijk met een niet gnostisch christendom, dat de kaarten niet op het 'Jenseits' zet en de aarde niet ontvlucht. Uitgangspunt zou dan de opmerking van Bonhoeffer kunnen zijn, dat het christendom geen individuele verlossingsreligie is.

 

Camus: christendom = gnostiek

Camus: 'De religies (d.i. voorzienigheid, geborgenheid, absolute moraal, oneindigheid, mystiek) bevrijden de mensen van het gewicht van hun eigen leven'. Dat wijst hij vriendelijk af: 'Ik moet het gewicht van mijn leven immers zelf dragen'.

Zijn visie op de geschiedenis van het christendom:

Griekse levensbeaming, mens maat van alle dingen > hellenisme: onzekerheid en angst > gnostiek-christendom met pessimisme omtrent de mens (erfzondeleer), - even opflakkering in renaissance > echter dan reformatie (= vertraging van de emancipatie van het denken) - classicisme knoopt weer bij oude idealen aan, - onderbroken door romantiek met haar religieuze visie > moderne cultuur terugkeer naar klassieke idealen (pas na 1919 worden de gevolgen van de Franse revolutie zichtbaar in het verdwijnen van de absolutismen).

Is het christendom buitenwereldlijk gnostisch? Op het eerste gezicht lijkt de kerk de gnostiek als de grootste ketterij te verwerpen. Maar bij nader toezien heeft Camus gelijk:  

Camus' verzet tegen de romantiek - die hem aantrok, maar overwonnen moet worden -, loopt parallel met zijn bestrijding van het christendom. Typerend is dat de critische exegeten van zijn vroege werk dit blijkbaar aangevoeld hebben. Want zijn afrekening met de romantiek beschouwden ze als een weerlegging van de christelijke religie.

- Tegenover de verlichting zie je Schleiermacher met zijn romantische theologie (nu in een nieuw jasje bij Kuitert). Is er een ándere theologie mogelijk, die niet uitgaat van gevoelens van oneindigheid en afhankelijkheid?

Gnostici staan dichter bij het christendom dan bij klassieke het Griekse denken. Camus bestrijdt een romantisch gnostische vorm van christendom. Het geestelijk klimaat van gnostici en haar christelijke bestrijders is in thematiek hetzelfde: Jenseitig. Dat geldt ook voor het NT en het traditionele bééld van het (in feite Diesseitige) OT.  

Existentieel agnost

Camus rekent af met een christendom voorzover het religieus (in de barthiaanse zin) is aangekleed. Hij is echter niet een atheïst, die de god van het christendom vervangen heeft door een ander politiek, filosofisch of ideologische houvast. 'Ik geloof niet in god én ik ben geen atheïst' (1959).

Open en zoekend is hij veeleer een agnost en dan wel een existentieel agnost. Existentieel: vanwege zijn trouw, liefde en mededogen met de mens en de aarde. Vanwege de zon en de schaduw mag men de aarde niet verlaten. Il faut cultiver notre jardin.

Raadsel

De bescheiden houding van Camus blijkt ook uit zijn opmerkingen over het raadsel.  

Camus: 'In het hart van het universum ligt niet de magere zinloosheid, maar het raadsel, dat wij moeilijk kunnen ontcijferen, omdat het ons door zijn stralen verblindt. Ik zal het nooit zien van aangezicht tot aangezicht. Toch trekt het mij en ademt mij toe door de dingen. Zijn fascinatie laat mij niet los. Ik wil er rekening mee houden, moeizaam proberen het te naderen, en ervoor te buigen'.

Dat het leven absurd, ongerijmd is, betekent nog niet dat we daarvoor moeten capituleren. 'Ik zou er niet onder lijden, niet tegen vechten ... als ik niet zou vermoeden dat zich iets laat kennen, ooit'. We moeten er echter in berusten dat we de verborgen achterzijde van ons bestaan niet ontdekken en leven zonder de rustgevende predikaties van orde, zekerheid en harmonie.

  Camus wilde principieel geen oplossing geven voor het raadselachtige probleem, want dat zou de mens weer vangen in een ideologie, een systeem of een abstractie. Hij beschrijft de mens met zijn hoop en lijden in een keiharde wereld zonder aanknopingspunten voor het trancendente of een metafysisch geluk.

In zijn dagboeknotities (Les Carnets) schreef hij: 'Tot God komen omdat men van de aarde walgt en omdat het lijden u van de wereld gescheiden heeft, is zinloos. God heeft behoefte aan mensen die zich met de wereld verbonden voelen. Uw vreugde doet hem plezier.'

Jezus

Jezus' droefheid en melancholie in het kerkelijke beeld, maar ook b.v. bij Passolini is volgens Camus te danken aan zijn onschuldige misdaad van de kindermoord.

Albert Camus die veel oog had voor het tragische en absurde in de levens van mensen, ziet in De val (108) ook Jezus gebukt gaan onder een schuldeloze schuld. 'Al ging hij misschien niet gebukt onder de last van de vergrijpen, waarvan de mensen hem beschuldigden, dan had hij toch wel een andere misstap begaan, al wist hij misschien zelf niet, welke. Zou hij dat niet geweten hebben? ... hij moet toch wel eens hebben horen praten over een zekere kindermoord in Bethlehem. Die joodse kindertjes die afgeslacht werden, terwijl zijn ouders hem in veiligheid brachten, waarom waren die eigenlijk gestorven? Toch zeker ter wille van hem? Natuurlijk heeft hij het zelf niet gewild...' Dat verklaart de 'droefgeestigheid in heel zijn optreden'... 'Met deze wetenschap voor ogen - wie zou niet denken, dat het in dit geval een even grote misdaad is om te laten doden, dan om niet zélf gedood te worden? ... 'Omdat hem dag en nacht zijn onschuldige misdaad voor ogen stond' heeft hij zich niet tegen de dood verzet.

 

Camus ontleent zijn Jezusbeeld aan de evangeliën  o.a. aan het gnostische systeem van Basilides, waarin Jezus gezondigd zou hebben en daarom dood en lijden moest ondergaan Verder is het romantische Jezusbeeld van Renan, Vie de Jésu, één van zijn bronnen.

Jezus is voor Camus juist tot aan zijn absolute einde het voorbeeld van de ware menselijkheid. Deze Jezus ontdekte hij niet in het huidige christendom: een religieuze verlosser voor uitverkorenen in plaats van een inspirerend voorbeeld.

Aan de andere kant levert hij impliciet kritiek op de messiasrol. In bijna al zijn teksten komen messiasfiguren voor. Zijn kritiek is dat ze 'bovenmenselijk' aspiraties hebben en daardoor geen 'mens' meer zijn. De verlossers doorbreken in feite de menselijke solidariteit. Ménsen (lees echte mensen = Hommes) hebben geen verlosser nodig.

Hoop

Camus weigert de individuele hoop (dat is wat anders dan wanhoop) en verzet zich tegen de verdubbeling van de werkelijkheid door de metafysica.  

'Als er al een zonde tegen het leven bestaat, dan ligt die misschien niet zozeer hierin dat men aan het leven wanhoopt, als wel dat men op een ander leven hoopt en zich aan de onverzoenlijke grootsheid van het leven onttrekt' (Noces, L'Éte d'Alger).

De lichamelijkheid laat de ongerijmdheid zien van de hoop, er is geen losse onsterfelijke ziel, esprit en espoir hangen samen.

'Wat heb ik er aan om met mijn ziel voort te leven, zonder ogen om Vicenza te zien, zonder huid om de streling van de nacht te voelen'

We moeten onderscheiden tussen de hoop van het individu (zoals tot op heden bij de christelijke gnostiek, de vlucht van de aarde) en de noodzakelijke hoop van een gemeenschap die strijd voor een toekomst.

Camus verwijt de christenen dat hun individuele hoop hen doet falen in de sociale ethiek en engagement. Hun hoop verlaat het heden en slaat daarom in berusting om.

In een voordracht voor de dominicanen: 'Ik deel met jullie de walging voor het boze, maar ik deel uw hoop niet en ik zal blijven strijden tegen een wereld waarin kinderen lijden en sterven'. Christenen zullen 'het compromis' en 'de taal van de encycliek' moeten opgeven en terugkeren naar hun oorsprong. Anders 'zullen de christenen leven, maar zal het christelijk geloof sterven'.

De strijd tegen de berusting in het lijden wordt door Camus niet gestreden vanuit het ja van de amor fati van Nietzsche, maar vanuit het neen van de opstand. Zijn ontologie laat geen persoonlijke hoop toe als vlucht in de toekomst. Maar het verzet noemt hij la communauté de l'espoir. Zijn ethiek is doortrokken van concrete hoop op de toekomst van de gemeenschap. 'La dimension de l'espoir' is nodig voor de strijd tegen fascisme.

 

De legende van de S. DIMITRI IN LES JUSTES

In Les Justes vertelt Albert Camus de legende van de heilige Dimitri: 'Sint Dimitri had een persoonlijke afspraak met God in de eenzaamheid. Terwijl hij daarheen op weg was, kwam hij een boer tegen. Zijn wagen zat in de modder vast. Sint Dimitri hielp hem. Maar de modder was vet en de kuil was diep. Het werd een uur ploeteren. Sint Dimitri rende naar zijn afspraak. Maar God was er niet meer.' Camus wilde met deze legende zeggen, dat ethiek en godsdienst niet samengaan. Wie op aarde zijn afspraken houdt komt voor God te laat, terwijl het omgekeerde ook waar is.

We zouden de legende ook in tegenovergestelde zin kunnen begrijpen. Dimitri had God al ontmoet bij het helpen van de boer. Dan wordt het een bewerking van de gelijkenis van het laatste oordeel uit Mattheüs 25, waar mensen in de naakte, zieke en hongerige de Christus ontmoeten. Het leven van mensen zal uitmaken welke interpretatie de juiste is.

 

maart 2001 Jan de Jongh

E-mail: jdejongh@elnet.nl

 

BIBLIOGRAFIE ALBERT CAMUS

Révolte dans les Asturies, 1936.

L'Envers et l'endroit, 1937 (Keer en tegenkeer, vert. A. Maclaine Pont, Amsterdam 1960), essays.

Noces, 1939 (De bruiloft, vert. Anton van Waarden, 1976/19933; in verz.bundel, 1998), essays.

l'Étranger, 1942 (De Vreemdeling vert. Adriaan Morriën, Amsterdam 1949/1990/199323; in verz.bundel 1998), roman.

Le mythe de Sisyphe, 1942 (De mythe van Sisyphus, een essay over het absurde, vert. Anton van Waarden, 1975/1985; ook: A. v.d. Niet, 1975).

Caligula, 1944 (Ed. abrégée, Kopenhagen 1958/1989; vert. Victor van Vriesland, 1986), toneel.

Le Malentendu, 1944 (Het misverstand, vert. C.N. Lysen, 1986), toneel.

Lettre à un ami allemand, 1945.

La Peste, 1947 (De Pest, vert. Willy Corsari, Amsterdam 1948/1986; J.P. van der Sterre, 19932; verz.bundel 1998), roman.

L'État de Siège, 1948, toneel.

Les Justes, Pièce en cinq actes, 1949/50/1977 (De rechtvaardigen, vert. Anne-Marie Prins, 1986), toneel.

L'Homme révolté, 1951 (De mens in opstand, vert. J.A. Meijers, 1952/19744)

L'Été 1954 (De zoner, vert. Anton van Waarden, 1976/19933; in verz.bundel 1998), essays

La Chute, 1956 (De val, vert. Anne  Macleane Pont, 1957/1960; Dolf Verspoor, 1993; in verz.bundel 1998), novelle.

L'Exil et le Royaume, 1957 (Koninkrijk en ballingschap vert. A. Maclaine Pont, Amsterdam 1958/1974), verhalen.

Réflexions sur la guillotine>, 1957 (ook in: Camus et Koestler, Réflexions sur la peine capitale, 1957).

Discours de Suède, 1958 (Postpage de C.J. Bjurström, 1997), toespraak Nobelprijs.

Actuelle I 1944-48, 1950 / II 1948-53, 1953 / III Chroniques Algériennes 1939-58, 1958.

Posthuum

Théatre, Récits, Novelles, 1962

Essais, 1965

Carnets I, 1962 / II, 1964 / III, 1989 (Dagboek, keuze uit zijn dagboekaantekeningen I en II 1935-1951, vert. H.C.Kool, 1969/1972).

La mort heureuse, 1971.

Écrits de jeunesse d'Albert Camus, in: P. Viallaneix, Le premier Camus, 1975.

Journaux de voyages, 1978 (Reisdagboeken, vert. Cris van de Poel, 1987).

Correspondance A. Camus - J. Grenier, 1981

Le premier homme, 1994 (De eerste man, vert. J.P. van der Sterre, 1995).

Bewerkingen>: Les Esprits, La Dévotion de la Croix, un Cas intéressant, Le Chevalier d'Olmedo, Requiem pour une nonne, Les Possèdés (De bezetenen, vert. Dolf Verspoor - Haagse Commedie).

 

Over Camus 

o.a.

Achterhuis, H., Camus: De moed om mens te zijn, Utrecht 1969.

Bakker, R., Albert Camus, Baarn 1966.

Gennep, F.O. van, Albert Camus, Een studie van zijn ethische denken, Amsterdam 1962.

Grenier, Roger, Albert Camus. Soleil et Ombre, une biograhie intellectuelle, 1987

Todd, O., Albert Camus, Une vie, 1996 (Een leven. vert. Marianne Kaas en Frans de Haan, Amsterdam)

Verrips, G., Albert Camus, Een leven tegen de leugen, Leuven 1997